Vic Nees over Requiem

  

 Requiem Nees

Requiem
Vic Nees


Requiem
Tweeklank van aarde en water
De zee is een orkest

 


 

 

Dit is een Requiem voor de doden,
maar ook een Requiem van de Verrijzenis en het Licht.

 

Requiem

Ik had een aantal meerdelige religieuze werken gecomponeerd. Koorcycli op Latijnse bijbelteksten. De meest voor de hand liggende combinatie was er niet bij: een mis.

De mistekst is volgens een liturgische orde gerangschikt. Het hoogtepunt van het ordinarium valt tijdens de woorddienst: in het Gloria en het Credo kan de componist zijn hele arsenaal demonstreren. Tijdens de eucharistische dienst daarentegen valt de klemtoon op het sacramenteel gebeuren. De ordinariumteksten zijn er korter en beschouwelijker. In een liturgisch gekaderde misuitvoering klinkt dat volstrekt natuurlijk. In een concerterende uitvoering komt het over als een anticlimax.

Ik zou om die reden op eigen initiatief waarschijnlijk nooit een mis gecomponeerd hebben. Pas toen de stad Neuss (D) mij de opdracht gaf er een te schrijven voor het achthonderdvijftigjarige bestaan van de munsterkerk, het Quirinus-jubileum 2000, heb ik mijn weerstand overwonnen. De liturgist van het bisdom Keulen had het Agnus Dei laten wegvallen en in de plaats het Communio meerstemmig laten zetten. Dat bracht tenminste een nieuw soort evenwicht.

Ik meende daarmee mijn plicht vervuld te hebben en ik componeerde opnieuw meerdelige werken naar eigen inzicht. Een tweede mis zou ik niet meer schrijven. A fortiori geen Requiem.

In 2006 werd ik zeventig jaar. Ik overwoog een sabbatjaar te nemen om eens zelf te ondervinden wat gepensioneerd zijn betekent. In februari van dat jaar stelde Carlos Bourgeois mij de vraag om voor het Gents Madrigaalkoor te componeren. Uitgerekend een Requiem. Ik zag mijn sabbatjaar in rook opgaan.

In januari 2007 begon ik eraan. Het eerste deel kwam in mei klaar, het laatste begin december. Ik had lang nagedacht over de manier waarop ik een a-capellastuk van die omvang tot het einde toe boeiend kon houden. Ik zocht het in de afwisseling van bezetting en stijl. De densiteit van de bezetting varieert van vier- tot tienstemmig koor, sporadisch overspannen door twee concerterende solisten. De stijl gaat van minimalistisch (Introitus) over etnisch (zangwijze in Kyrie), dramatisch (Offertorium), neo-barok (Sanctus), lyrisch (Benedictus) enzovoort, tot een vermenging van diverse elementen in het slotdeel, het In Paradisum.

Sinds het verdwijnen van het Dies irae en het Libera me uit de liturgie zijn de meest dramatische momenten ook voor de componist weggevallen. In de plaats daarvan heb ik de klemtoon gelegd op de verrijzenis en het licht: lux perpetua luceat eis. Het gaat er nogal vrolijk aan toe in die passage. Als het zingen van vogels. Er komen zelfs klokjes en klokken bij te pas (campane e campanelle). Die hebben een functionele betekenis bij een begrafenisdienst, maar ze zijn bovendien haast onvermijdelijk bij de zoon van een beiaardier. Mijn vader Staf Nees is trouwens nog op een andere manier aanwezig in deze compositie. Ik heb mij altijd met een haast freudiaanse dwangmatigheid behoed voor de Vlaams-romantische lyriek die in zijn werk hoogtij viert. Soms kreeg ik daardoor zelfs het verwijt cerebraal te componeren. Mijn vader stierf in 1965. Ik was ouder dan hij ooit geworden was. Ik besloot de lyrische kraan die al een tijdje losgedraaid was, volledig te openen. In deze postmoderne periode blijkt dat zelfs opnieuw geapprecieerd te worden.

Toen ik het laatste deel naar Carlos stuurde, voegde ik er een briefje aan toe. Ik wees hem op het risico om een requiem te componeren. Mozart had het ondervonden. Nog geen twee maand nadien werd ik met spoed naar de kliniek gevoerd met een longembolie. Heel het jaar 2008 was een medisch rampjaar. Het werd willens nillens het sabbatjaar waar ik zo naar uitgekeken had.

Vic Nees