Koor- en orgelconcert met László Heltay
|
Koor- en orgelconcert
|
De inhoud
Zoltán Kodály (1882-1967) Johann Christoph Kellner (1736-1803) Johann Sebastian Bach (1685-1750) Zoltán Kodály (1882-1967)
|
De uitvoerders
Gents Madrigaalkoor Missa Brevis: Algemene leiding: László Heltay
Dit concert werd opgenomen tijdens een uitvoering op 28 mei 1993 in de O.L.Vrouwkerk van Watervliet.
|
De werkenZoltán Kodály (1882-1967) Samen met Benjamin Britten, is Zoltán Kodály de meest geliefde koorcomponist uit de twintigste eeuw. Beiden beschouwden zich in de eerste plaats "componist in de maatschappij" en wezen de ivoren toren, voorkeurverblijf van vele collega's, af. Beiden vonden het belangrijker schoonheid en menselijkheid na te streven dan originaliteit omwille van de originaliteit, experiment omwille van het experiment. Merkwaardig genoeg zijn juist Britten en Kodály zo origineel, dat in al hun werken reeds na een paar maten de stem van de Meester duidelijk herkenbaar is. Sinds de Renaissance heeft geen enkele componist, zowel kwantitatief als kwalitatief, zoveel gepresteerd op het gebied van de polyfone a-capella-literatuur als Kodály. Hij schreef meer dan honderd werken voor alle soorten en niveau's a-capella-koren. Zijn inspiratiebronnen waren: de Europese meesters sinds de Renaissance enerzijds, de Hongaarse volksliederen anderzijds. Samen met Belá Bartók doorkruiste hij jarenlang Hongarije op zoek naar originele volksliederen. De stijl van Kodály sluit nauw aan bij de aard van het Hongaarse volkslied zelf. De twee voornaamste kenmerken (hoe paradoksaal ook): eenvoud en grootsheid. Eenvoud: wanneer Kodály iets in één woord kan zeggen, gebruikt hij er geen twee. De uiterste economie van middelen, de treffende schildering is overal aanwezig. Grootsheid: uit alle werken straalt een monumentale allure, dikwijls vertaald in uitersten. Uitersten van klanksterkte, snelheid, tessituur... Geen uitersten van tijdsduur. Kodály had een hekel aan lange werken. Zijn langste werk is... de Missa Brevis (korte mis) en duurt slechts 35 minuten. Eén van Kodály's geliefde spreuken: Zoek de diepte niet in het ingewikkelde, maar vind haar in eenvoud.
Székely keserves (1934) Dit is één van de talloze volksliederen die Kodály bewerkt heeft. De tekst moet zo ongeveer duizend jaar oud zijn, de melodie vertoont invloeden van het gregoriaans. De stam Székely is een van de oudste stammen in Hongarije en leeft nu, met zo'n twee miljoen mensen, in Roemenië. Eén van de meest geliefkoosde thema's in de Hongaarse poëzie staat hier centraal: de verbanning. Voor de jonge Székely-banneling zou een dood op zee het ergste van alles betekenen. Immers, de Székely-stam heeft geen zee; deze grote onbekende boezemt hem angst in. In het centrumdeel van de compositie valt de tekst weg en schildert Kodály chronologische ervaringen en gevoelens: aankondiging, verwondering, opkomende golven, worsteling, dood, klokkegelui, thuiskomst. Balassi Bálint elfelejtett éneke (1942) Wanneer men bedenkt dat deze compositie geschreven en gepubliceerd werd in 1942 dus gedurende de bezetting van Hongarije door Nazi-Duitsland -, leest en beluistert men tekst en muziek met andere ogen en oren. Wat een moed om, zelfs onder het mom van een "oud, vergeten lied uit vroegere tijden", bezetters en collaborateurs zo de mantel uit te vegen! Op hallucinante wijze worden rampspoed en verderf geschilderd. De emoties laaien hoog op: medelijden, minachting, weemoed, verontwaardiging, heroïsche aansporing. Túrót eszik a cigány (1950) Hoe zwaar op de hand vorige liederen zijn, zo ontspannen, licht en flitsend is deze volksliedbewerking. De tekst is omzeggens baarlijke nonsens; enkel in het middengedeelte duikt de allegorie van natuur en liefde weer op. Ook hier weer, eenvoudig en efficiënt, een typische Kodály-vondst: de melodie van het volkslied, gestructureerd per drie maten, wordt ondersteund door ostinaat-stemmen gebouwd op motieven van twee maten. Deze wisselwerking tussen drie en twee bezorgt de compositie een boeiende asymmetrie. Ook het uiterst vlugge tempo verhoogt dit gevoel van ongrijpbaarheid. Csalfa sugár (1938) Door middel van een allegorie waarschuwt de dichter de jonge vrouw voor een al te vroege liefde. Het is merkwaardig dat Kodály deze boodschap niet laat zingen door mannenkoor, maar door meisjes- of vrouwenkoor. Alsof de vrouwelijke helft van de bevolking zichzelf wil waarschuwen. Hoewel ogenschijnlijk eenvoudig, is dit kleinood een waar meesterstuk van compositie. Zie ons al likkebaarden tijdens de cursus muziekanalyse: gewoon subliem hoe de stemmencombinaties zich steeds wijzigen in functie van tekst en expressie; of hoe één andere noot een totaal nieuw licht kan werpen op de samenklank. Jézus és a kufárok (1934) Van alle a-capella-koorwerken van Kodály spreekt dit het sterkst tot de verbeelding. Koren en dirigenten kunnen het maar niet laten hun krachten met dit werk te meten. Het heeft een hoge moeilijkheidsgraad en is uiterst virtuoos. Hoewel a capella en bescheidener van omvang, is Jézus és a kufárok een waar monument naast de Psalmus Hungaricus, het Te Deum, de Missa Brevis. Uitersten van klanksterkte, snelheid, tessituur,... Alles staat ten dienste van een indrukwekkende schildering van dit fragment uit het evangelie.
Johan Duijck
Koraalvoorspel "Jesus meine Zuversicht" Johann Christoph Kellner werd in Thüringen geboren. Zijn vader, Johann Peter Kellner stond in persoonlijk contact met Johann Sebastian Bach. Johann Christoph studeerde onder leiding van zijn vader en later bij Georg Benda in Gotha. Een uitgebreide studiereis voerde hem onder andere naar de Nederlanden. Bij zijn terugkeer in Duitsland werd hij benoemd tot organist te Kassel. Johann Christoph Kellner was in zijn tijd een bekend componist, van wie de werken voor diverse instrumenten in druk verschenen. Bovendien was hij de auteur van een veel gebruikt theoretisch werk, Grundriss des Generalbasses.
Johann Sebastian Bach (1685-1750) Fuga sopra il Magnificat (BWV 733) Dit werk van Bach is gebouwd op het Duitse Magnificat-koraal Meine Seele erhebt den Herren. Bach toont hierin zijn onovertroffen meesterschap in het contrapuntisch bewerken van een thema. Eerst naar het einde toe treedt het thema, in lange notenwaarden, in het pedaal op.
Edward De Geest
Missa Brevis (1942-1945) De titel Missa Brevis (korte mis) is enigszins misleidend. Het gaat wel degelijk om een volledige mis (Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Benedictus, Agnus Dei), zelfs nog met toevoeging van een monumentaal Introitus en een postludium, het Ite missa est. De naam Missa Brevis verwijst enkel naar een potentieel gebruik in het kader van de eredienst. De Missa Brevis is een van de meesterwerken van de twintigste eeuw. Zoals alle meesterwerken biedt het afwisseling èn eenheid: Afwisseling: in melodie: zuiverheid van gregoriaanse inspiratie tegenover gekweld-zoekende chromatiek; in harmonie: doorzichtige blok-tonaliteiten tegenover doorwrochte modulaties; in ritme: bewogenheid tegenover oneindigheid; in stemvoering: warm (Italiaans) belcanto tegenover stevig gestructureerde (Duitse) polyfonie; in klank: uitbarstingen van klank tegenover sfeerscheppende demi-teintes. Eenheid: Dezelfde motieven komen in verschillende delen aan bod: ze worden letterlijk herhaald of ietwat vermomd. In de macrostructuur is er een spiegel aanwezig: het Ite Missa est verwijst naar het Introitus; het Agnus Dei herneemt letterlijk fragmenten uit Kyrie en Gloria; het Sanctus en Benedictus gebruiken dezelfde cellen als het Credo. Van de Missa Brevis bestaan drie versies: de oorspronkelijke versie voor orgel (1942), een versie voor koor, soli en orgel (1945) en een versie voor koor, soli en symfonieorkest (1945). Kodály droeg deze mis op aan zijn echtgenote ter gelegenheid van hun vijfendertigste huwelijksverjaardag.
Johan Duijck |