Tekst en vertaling

   
 Dixit Dominus (Johan Duijck)

Dixit Dominus
Johan Duijck


Oratorium voor de Hanswijkjubelfeesten

  


 

1. Introductio 

   

In the beginning God created the heaven and the earth. The earth was without form, and void; and darkness was upon the face of the deep and the spirit of God swept over the waters. And God made the day and the night, the heaven and the earth, the sea and the land, the trees and the grass, the sun and the moon, the birds and the fish, tame animals and wild animals. And God said, "Let us make man in our image, after our likeness." So God created man in his own image, male and female he created them. And God blessed them and said unto them, "Be fruitful, and multiply, and replenish the earth and subdue it." God saw everything that he had made, and it was supremely good.

 

                

In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte en de Geest van God zweefde over de wateren. En God schiep de dag en de nacht, de hemel en de aarde, de zee en het land, de bomen en de gewassen, de zon en de maan, de vogels en de vissen, tamme dieren en wilde beesten. En toen schiep God de mens als het beeld van God, man en vrouw schiep Hij hen. God zegende hen en sprak: "Weest vruchtbaar en wordt talrijk, bevolkt de aarde en onderwerpt haar." God bezag alles wat Hij gemaakt had en Hij zag dat het heel goed was.

 

2. Domine, Dominus noster

   

Domine, Dominus noster, quam admirabile est nomen tuum in universa terra!

(Psalmus 8)

 

Heer, onze Heer, hoe ontzagwekkend is uw naam op aarde.

(Psalm 8)

 

The snake was the most intelligent of all the wild animals that the Lord God had made. The snake said to the woman, "You won't die! God knows that on the day you eat from the tree, you will see clearly and you will be like God knowing good and evil." The woman took some of its fruit and gave some to her husband where they both ate it. So, in the same way that sin entered the world through one person, and death came through sin, so death spread to all human beings with the result that all sinned.

 

 

Van alle dieren die God gemaakt, had was er geen zo sluw als de slang. Zij sprak tot de vrouw: "Gij zult niet sterven als ge eet van de verboden boom, maar gelijk worden aan God door de kennis van goed en kwaad!" Toen plukte de vrouw een vrucht van die boom en gaf er ook van aan haar man en beiden aten ervan. Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en met de zonde de dood, en zo is de dood over alle mensen gekomen.

 

3. Miserere mei

   

Miserere mei, Deus, secundum magnam misericordiam tuam.

(Psalmus 51)

 

 

God, ontferm u over mij in uw barmhartigheid, delg mijn zondigheid in uw erbarmen.

(Psalm 51)

 

In the past, God spoke through the prophets to our ancestors in many times and in many ways. In these final days, though, he spoke to us through his son. God made his son the heir of everything and created the world through him. The son is the light of God's glory and the imprint of God's being.

During the rule of King Herod of Judea, God sent the angel Gabriel to Nazareth, a city in Galilee, to a virgin called Mary, who was engaged to a man named Joseph, a descendant of the House of David. When the angel came to her, he said, "Hail Mary, be not afraid, the Lord is with you. The Holy Spirit will come over you and the power of the Most High will overshadow you. You will conceive and give birth to a son and you will name him Jesus. He will be great and he will be called the Son of the Most High, and there will be no end to his kingdom. Your cousin Elizabeth has conceived a son. This woman who was labelled unable to conceive is now six months pregnant. Nothing is impossible for God." Then Mary said, "I am the Lord's servant. Let it be just as you have said.".

 

 

Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot onze vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken door zijn Zoon, door wie Hij het heelal heeft geschapen. Deze Jezus zou nu de glorie worden van zijn volk Israël door een licht te zijn voor alle volkeren!

Toen Herodes koning van Judea was, zond God zijn engel Gabriël naar Nazaret, naar een maagd die Maria heette en die verloofd was met Jozef uit het huis van David. De engel sprak: "Wees gegroet, Maria. Vrees niet, de Heer is met u. De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen die gij Jezus moet noemen. Hij zal groot zijn en Zoon van God worden genoemd. En aan zijn koningschap zal nooit een einde komen. Weet dat zelfs uw nicht Elisabeth, ofschoon zij onvruchtbaar heette, nu zwanger is in haar zesde maand. Want voor God is niets onmogelijk." Toen zei Maria: "Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord."

 

4. Magnificat

   

Magnificat anima mea Dominum: Et exultavit spiritus meus in Deo, salutari meo. Quia respexit humilitatem ancillae suae: ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes. Quia fecit mihi magna qui potens est: et sanctum nomen eius. Et misericordia eius a progenie in progenies timentibus eum. Fecit potentiam in bracchio suo: dispersit superbos mente cordis sui. Deposuit potentes de sede, et exaltavit humiles. Esurientes implevit bonis: et divites dimisit inanes. Suscepit Israel, puerum suum, recordatus misericordiae suae. Sicut locutus est ad patres nostros, Abraham et semini eius in saecula. Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. Sicut erat in principio, et nunc, et semper, et in saecula saeculorum. Amen.

(Lc. 1; 46-55)

 

 

Hoog verheft nu mijn ziel de Heer, verrukt is mijn geest om God, mijn Verlosser. Zijn keus viel op zijn eenvoudige dienstmaagd, van nu af prijst ieder geslacht mij zalig. Wonderbaar is het wat Hij mij deed, de Machtige, groot is zijn Naam! Barmhartig is Hij tot in lengte van dagen voor ieder die Hem erkent. Hij doet zich gelden met krachtige arm, vermetelen drijft Hij uiteen. Machtigen haalt Hij omlaag van hun troon, eenvoudigen brengt Hij tot aanzien; behoeftigen schenkt Hij overvloed, maar rijken gaan hen met ledige handen. Hij trekt zich zijn dienaar Israël aan, zijn milde erbarming indachtig; zoals Hij de vaderen heeft beloofd, voor Abraham en zijn geslacht voor altijd. Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Zoals het was in het begin en nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

(Lc. 1; 46-55)

 

In those days Caesar Augustus declared that everyone throughout the empire should be enrolled in the tax lists. Everyone went to their own cities to be enrolled. Since Joseph belonged to David's house and family line, he and Mary, who was pregnant, went from Nazareth in Galilee to David's city, called Bethlehem, in Judea. There Mary gave birth to her son, she wrapped Him in swaddling clothes, and laid Him in a manger, because there was no room for them at the inn. Nearby, shepherds were living in the fields, guarding their sheep. The Lord's angel appeared before them and said: "Don't be afraid, I bring you good news, wonderful joyous news for all people. Your saviour is born today in David's city. He is Christ the Lord. This is a sign for you: you will find a newborn baby wrapped in swaddling clothes, lying in a manger."

 

 

In die dagen nam keizer Augustus het besluit een volkstelling te houden in heel zijn rijk. Zo trok Jozef met Maria, die zwanger was, van Nazareth in Galilea naar Betlehem in Judea, de stad van David, om zich te laten inschrijven. Daar bracht Maria haar zoon ter wereld. Gewikkeld in doeken legde ze Hem neer in een kribbe, want er was voor hen geen plaats in de herberg. In de omgeving waren er herders die hun kudden bewaakten. Er verscheen hen een engel Gods die tot hen sprak: "Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David! En dit is het teken: Gij zult een pasgeboren kind vinden, in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe."

 

 

5. Gloria

   

Gloria in excelsis Deo et in terra pax hominibus bonae voluntatis. Laudamus te. Benedicimus te. Adoramus te. Glorificamus te. Gratias agimus tibi propter magnam gloriam tuam. Domine Deus, Rex caelestis, Deus Pater omipotens. Domine Fili Unigenite, Iesu Christe. Domine Deus, Agnus Dei, Filius Patris. Qui tollis peccata mundi, miserere nobis. Qui tollis peccata mundi, suscipe deprecationem nostram. Qui sedes ad dexteram Patris, miserere nobis. Quoniam tu solus Sanctus. Tu solus Dominus. Tu solus Altissimus, Iesu Christe. Cum Sancto Spiritu, in gloria Dei Patris. Amen.

 

 

Eer aan God in den hoge, en vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft. Wij loven U. Wij prijzen en aanbidden U. Wij verheerlijken U en zeggen U dank voor uw grote heerlijkheid. Heer God, Hemelse Koning, God, almachtige Vader. Heer, Eniggeboren Zoon, Jezus Christus. Heer God, Lam Gods, Zoon van de Vader. Gij die wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons. Gij die wegneemt de zonden der wereld, aanvaard ons gebed. Gij die zit aan de rechterhand van de Vader, ontferm U over ons. Want Gij alleen zijt de Heilige. Gij alleen de Heer. Gij alleen de Allerhoogste: Jezus Christus. Met de heilige Geest in de heerlijkheid van God de Vader. Amen.

 

God made his will known to Israel through his commandments. On Mount Sinai God gave Moses two covenant tablets, the stone tablets written by God's finger.

 

 

God gaf aan Israël zijn wil te kennen. Hij overhandigde Mozes op de berg Sinaï twee stenen platen waarop de vinger Gods de tekst van het verbond had geschreven.

 

6. Meditatio "Dixit Dominus"

   

Moses came down from the mountain and, as he came closer, he saw the people dancing around a golden statue of a bull calf. Then he spoke to the people, "You have sinned terribly through your making a statue of a god in gold." There are no other folk that God knows as the folk of Israel with whom he has a special bond.

 

 

Toen Mozes de berg afdaalde en dichter bij het kamp kwam, zag hij het volk dansen rond een gouden stierenbeeld. Toen sprak hij tot het volk: "Jullie hebben zwaar gezondigd door jullie een god van goud te maken." Want geen enkel ander volk heeft God zo mogen kennen dan dit volk Israël met wie God een verbond had gesloten.

 

7. Miserere mei

   

Miserere mei, Deus, secundum magnam misericordiam tuam.

(Psalmus 51)

 

 

God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid, delg mijn zondigheid in uw erbarmen.

(Psalm 51)

 

As Jesus walked alongside the sea of Galilee He saw fishermen throwing their nets into the sea. He said to them, "come follow me and I will show how to fish for people." They left their nets at once and followed Him. Jesus and His disciples travelled throughout Galilee. Jesus taught in the synagogues announcing the Good News and healed every disease and sickness among the people, and many people were brought to Him.

 

 

Eens toen Jezus langs het meer van Galilea liep, zag Hij enkele vissers die hun netten uitwierpen in het meer. Hij zei tot hen: "Komt en volgt Mij. Ik zal van u vissers van mensen maken." Terstond lieten ze hun netten in de steek en volgden Hem. Jezus trok met zijn leerlingen rond door heel Galilea terwijl Hij als leraar optrad in de synagogen, de Blijde Boodschap verkondigde en alle ziekten en kwalen onder het volk genas. En velen sloten zich bij Hem aan.

 

8. Beati

   

Beati pauperes spiritu, quoniam ipsorum est regnum caelorum. Beati qui lugent, quoniam ipsi consolabuntur. Beati mites, quoniam ipsi possidebunt terram. Beati pacifici, quoniam filii Dei vocabuntur. Beati mundo corde, quoniam ipsi Deum videbunt. Beati misericordes, quoniam ipsi misericordiam consequentur. Beati, qui persecutionem patiuntur propter iustitiam. Qui esuriunt et sitiunt iustitiam. Cum maledixerint vobis et persecuti vos fuerint et dixerint omne malum adversum vos, mentientes, propter me. Gaudete et exultate, quoniam merces vestra copiosa est in caelis.


(Mt. 5, 3-12)

 

 

Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten. Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid. Die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil. Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel.

(Mt. 5, 3-12)

 

9. Gott spricht

   

Gott spricht zu jedem nur, eh er ihn macht,
dann geht er schweigend mit ihm aus der Nacht.
Aber die Worte, eh jeder beginnt,
diese wolkigen Worte, sind:

Von deinen Sinnen hinausgesandt,
geh bis an deiner Sehnsucht Rand;
gib mir Gewand.

Hinter den Dingen wachse als Brand,
dass ihre Schatten, ausgespannt,
immer mich ganz bedecken.

Lass dir Alles geschehn: Schönheit und Schrecken.
Man muss nur gehn: Kein Gefühl ist das fernste.
Lass dich von mir nicht trennen.
Nah ist das Land,
das sie das Leben nennen.

Du wirst es erkennen
an seinem Ernste.

Gib mir die Hand.

(Rainer Maria Rilke)

 

 

Alleen eer God ons maakt, spreekt hij ons aan,
om daarna zwijgend met ons uit de nacht te gaan.
Dit is dan zijn woord, zijn wolkige woord,
dat elkeen, voor hij begint, reeds hoort:

Ga, uitgezonden door je zinnen,
tot aan de rand van je verlangen;
wees mijn gewaad.

Laai op als vuur achter de dingen,
zodat hun schaduw, uitgestrekt,
mij altijd helemaal bedekt.

Laat alles gebeuren: het schone, het ergste.
Je moet gewoon gaan: geen gevoel is het verste.
Laat je van mij niet scheiden.
Het land dat leven wordt genoemd
ligt vlakbij.

Je zult het herkennen
aan zijn ernst.

Reik mij je hand.

(Rainer Maria Rilke)

 

Let us thank God for the Good News. Lord Jesus, teach us to pray.

 

 

Laat ons God danken voor zijn nieuwe Wet! Heer Jezus, leer ons bidden!

 

10. Pater noster

   

Pater noster, qui es in caelis. Sanctificetur nomen tuum. Adveniat regnum tuum. Fiat voluntas tua, sicut in caelo et in terra. Panem nostrum quotidianum da nobis hodie. Et dimitte nobis debita nostra, sicut et nos dimittimus debitoribus nostris. Et ne nos inducas in tentationem, sed libera nos a malo. Amen.

 

 

Onze Vader, die in de hemelen zijt. Geheiligd zijt uw Naam. Uw Rijk kome. Uw wil geschiede op aarde als in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren. En leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade. Amen.

 

When they were in the desert, the whole Israelite community complained against Moses and Aaron. The Israelites said to them, "Oh, how we wish that the Lord had just put us to death while we were still in the land of Egypt. There we could sit by the pots cooking meat and eat our fill of bread. Instead, you have brought us out into this desert to starve."


Then the Lord said to Moses, "I am going to make bread rain down from the sky. The people will go out every day and gather just enough for that day. In this way, I will test them to see whether or not they follow my instruction."

Moses said to them, "Don't keep any of it until morning." But they didn't listen to Moses. Some kept part of it until morning, but it became infested with worms and stank. Moses was angry with them.

 

 

Toen ze in de woestijn waren, begon heel de gemeenschap van de Israëlieten te morren tegen Mozes en Aäron. De Israëlieten zeiden tegen hen: "Waren we maar door Jahwe's hand gestorven in Egypte, waar we bij de vleespotten zaten en volop brood konden eten. Jullie hebben ons alleen maar naar de woestijn gebracht om al deze mensen van honger te laten omkomen."

Toen sprak Jahwe tot Mozes: "Ik zal brood voor u laten regenen uit de hemel. De mensen moeten er dagelijks op uit gaan en de hoeveelheid voor één dag verzamelen. Dan kan Ik vaststellen of het volk mijn Wet wil naleven of niet."

Mozes vermaande hen: "Er mag niets bewaard worden voor de volgende dag." Maar sommigen stoorden zich niet aan Mozes' bevel en bewaarden toch iets tot de volgende dag; toen zat het vol wormen en het stonk afschuwelijk. Mozes was woedend op hen.

 

11. Et tentaverunt

   

Et tentaverunt Deum in cordibus suis, ut peterent escas animabus suis. Et male locuti sunt de Deo: dixerunt: Numquid poterit Deus parare mensam in deserto? Numquid et panem poterit dare, aut parare mensam populo suo? Et mandavit nubibus desuper, et ianuas caeli aperuit. Pluit illis manna ad manducandum, et panem caeli dedit eis. In omnibus his peccaverunt adhuc et non crediderunt in mirabilibus eius. Et dilexerunt eum in ore suo, et lingua sua mentiti sunt ei: Cor autem eorum non erat rectum cum eo: nec fideles habiti sunt in testamento eius.

(Psalmus 78)

 

 

Zij tartten Hem in hun overmoed en eisten dat Hij hun honger zou stillen. Zij spraken zonder geloof over God ‘Kan Hij in de steppe een maaltijd bereiden? Maar zal Hij nu ook nog brood kunnen geven en vlees toebereiden voor heel zijn volk?' Toch gaf Hij de wolken daarboven bevel en opende Hij de sluizen des hemels: het regende manna als voedsel voor hen, zij kregen brood uit de hemel. Maar ondanks dat alles bleven zij kwaad doen en schonken zijn wonderen geen geloof. Maar met hun mond bedrogen zij Hem, zij logen Hem voor met hun tong. Want innerlijk waren zij niet oprecht, geloofden niet in zijn verbond.

(Psalm 78)

 

Jesus went across the Galilee Sea (that is the Tiberius Sea). A large crowd followed Him, because they had seen the miraculous signs He had done. It was shortly before Passover, the Jewish festival. Jesus saw the crowd which was about five thousand in number and asked the disciples to find food for them, but there was just a youth with five loaves and two fish, much too little to feed so many. Then Jesus took the bread. When He had given thanks, He distributed it to those who were sitting there. He did the same for the fish, each getting as much as they wanted. When they had had plenty to eat they gathered up the leftover pieces, so that nothing would be wasted, and filled twelve baskets. When the people saw that He had done a miraculous sign, they said, "This is truly the prophet who is coming into the world."

 

 

Eens ging Jezus naar de overkant van het meer van Galilea bij Tiberias. Een grote menigte volgde Hem omwille van alle wonderen die Hij deed. Het was kort voor Pasen. Toen Jezus die grote menigte zag - ze waren ongeveer met vijfduizend - vroeg Hij zijn leerlingen hen te eten te geven. Maar er was slechts een jongen met vijf broden en twee vissen, veel te weinig voor zo'n aantal. Toen nam Jezus de broden alsook de vissen, dankte God en liet ze uitdelen aan de mensen die daar zaten. Allen aten tot ze verzadigd waren. Na afloop haalde men nog twaalf manden met brokken op. Toen de mensen het teken zagen dat Hij gedaan had, zeiden ze tot elkaar: "Dit is stellig de profeet die in de wereld moet komen."

 

12. Ego sum panis

   

Ego sum panis vitae. Patres vestri manducaverunt manna in deserto, et mortui sunt. Hic est panis de caelo descendens: ut si quis ex ipso manducaverit, non moriatur. Sicut misit me vivens Pater, et ego vivo propter Patrem: et qui manducat me, et ipse vivet propter me in aeternum.

(Joh. 6)

 

 

Ik ben het brood des levens. Uw vaderen die het manna gegeten hebben in de woestijn, zijn niettemin gestorven. Maar dit brood daalt uit de hemel neer, opdat wie ervan eet, niet sterft. Zoals ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die mij eet, leven door mij in eeuwigheid.

(Joh. 6)

 

After hearing Jesus teach, many Jews left His company but the twelve disciples remained although Jesus asked them if they wanted to stay. Simon Peter answered Him saying, "Lord, where would we go? You have the words of eternal life. We believe and know you are God's holy one." But Jesus knew that one of the twelve, Judas Iscariot, was going to betray Him…

The next day the great crowd that had come for the Festival heard that Jesus was coming to Jerusalem. They took palm branches and went out to meet Him and shouted:

 

 

Toen zij dit hoorden, verlieten velen van zijn leerlingen zijn gezelschap. Maar de twaalf apostelen bleven. Want zoals Petrus het zei: "Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven en wij geloven dat Gij de Zoon van God zijt!" Maar toch, één van de twaalf, Judas Iskariot, zou Jezus verraden en Hem overleveren…

Toen nu het feest van Pasen naderde, trok Jezus naar Jeruzalem. Toen het volk dit hoorde, trokken zij Hem met palmtakken tegemoet en riepen:

 

13. Hosanna, Benedictus, Hosanna

   

Hosanna, filio David! Benedictus, qui venturus est in nomine Domini! Hosanna in altissimis!

(Mt. 21)

 

 

Hosanna, Zoon van David! Gezegend de Komende in de naam des Heren, Hosanna in den hoge!

(Mt. 21)

 

14. Passio

   

Then the chief priests and the Pharisees called together the Sanhedrin and said, "What are we to do? This man is doing many miraculous signs. If we let Him go, everyone will believe in Him." Then Caiaphas, who was high priest that year, told them, "Don't you see that it is better for you that one man die for the people rather than the whole nation be destroyed?" From that day on they plotted to kill Him.

After Jesus and His disciples had celebrated the evening meal before Passover they went to the other side of the Kidron valley into a garden to pray. Judas brought a company of soldiers carrying lanterns, torches and weapons, and kissed Him. They then bound Him fast and took Him into custody, bringing Him before the Sanhedrin. After finding Him guilty of blasphemy, saying He was the Son of God, He was taken before Pilate.

 

 

Maar de hogepriesters en de Farizeeën kwamen bijeen in het Sanhedrin en zeiden: "Wat moeten we doen? Want die man doet veel wonderen. Als we Hem zijn gang laten gaan, zullen ze allen in Hem gaan geloven!" Toen sprak de hogepriester Kajafas: "Het is beter dat één mens voor het volk sterft dan dat het hele volk ten onder gaat." En van die dag af waren ze vastbesloten Hem te doden.

Nadat Jezus met zijn leerlingen het paasmaal had gevierd, ging Hij naar de Olijfberg om er te bidden. Judas, een van de twaalf, vergezeld van een grote bende met zwaarden en knuppels, kwam op Hem af en kuste Hem. Daarop grepen ze Hem vast, namen Hem gevangen en leidden Hem voor het Sanhedrin. Beschuldigd van Godslastering door zich uit te geven als de Zoon van God, werd Jezus voor Pilatus gebracht.

 

Tu es rex Iudaeorum?

Rex sum ego. Nunc autem regnum meum non est hinc. Ego in hoc natus sum, et ad hoc veni in mundum, ut testimonium perhibeam veritati: omnis qui est in veritate, audit vocem meam.

(Joh. 18)

 

 

Zijt Gij de Koning der Joden?

Ja, koning ben Ik. Mijn koningschap is evenwel niet van hier. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Al wie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem.

(Joh. 18)

 

And Pilate found no guilt in Him. After having Jesus scourged, he then had Him brought outside again before the high priests and their followers.

 

 

En Pilatus vond geen schuld in Hem. Nadat hij Jezus had laten geselen bracht hij Hem opnieuw naar buiten, voor de hogepriesters en hun dienaars.

 

Ecce homo.

Crucifige eum!

Ecce rex vester.

Tolle, crucifige!

(Joh. 18)

 

  Ziehier de mens.

Kruisig hem!

Hier is uw koning.

Weg met Hem! Kruisig Hem!

(Joh. 18)

 

Then Pilate handed Jesus over to be crucified.

When Jesus saw His mother and the disciple whom He had loved standing near to the cross, He said to His mother,

Mulier, ecce filius tuus.

Then He said to the disciple,

Fili, ecce mater tua.

Following Jewish burial customs, a few of the disciples took Jesus' body down from the cross and wrapped it with spices and linen cloths. Because it was the Jewish Preparation day they laid it in a new tomb in a garden nearby.

 

 

Toen leverde Pilatus Jezus aan hen over om Hem te kruisigen.

Toen Jezus van op het kruis zijn moeder zag en naast haar de leerling die Hij liefhad, zei Hij tot haar:

Vrouw, zie daar uw zoon.

En tot zijn leerling:

Zoon, zie daar uw moeder

Toen boog Jezus het hoofd en gaf de geest. Enkele leerlingen van Jezus namen zijn lichaam van het kruis af, wikkelden het in doeken en legden het in een nieuw graf. Het was de voorbereidingsdag van Pasen.

 

15. Qui cum in forma

   

Qui cum in forma Dei esset, non rapinam arbitratus est esse se aequalem Deo: sed semetipsum exinanivit formam servi accipiens, in similitudinem hominum factus, et habitu inventus ut homo. Humiliavit semetipsum factus obediens usque ad mortem, mortem autem crucis. Propter quod et Deus illum exaltavit et donavit illi nomen, quod est super omne nomen, ut in nomine Iesu omne genu flectatur, caelestium, terrestrium et infernorum, et omnis lingua confiteatur: Dominus Iesus Christus in gloria Dei Patris.

(Fi 2)

 

 

Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God: Hij heeft zichzelf ontledigd en het bestaan van een slaaf op zich genomen; Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood aan het kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de Naam verleend die boven alle namen is. Opdat bij het noemen van zijn Naam zich iedere knie zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde. Opdat iedere tong zou belijden, tot eer van God de Vader: "Jezus Christus is de Heer."

(Fi 2)

 

Very early in the morning on the first day of the week, the women went to the tomb bringing with them the fragrant spices they had prepared. They found the stone rolled away from the tomb, but when they went in, they didn't find the body of the Lord Jesus. Suddenly two men were standing beside them in gleaming bright clothing. The men said to them, "Why do you look for the living among the dead? He is not here, but has been raised."

 

 

Op de eerste dag van de nieuwe week gingen enkele vrouwen zeer vroeg naar het graf, met welriekende kruiden die ze klaargemaakt hadden. Zij vonden de steen weggerold van het graf. Zij gingen naar binnen, maar het lichaam van de Heer vonden ze er niet. Plots stonden daar twee mannen in het wit die tot hen zeiden: "Wat zoekt ge de levende bij de doden? Hij is niet hier, Hij is verrezen!"

 

16. Victimae paschali laudes

   

Victimae paschali laudes immolent Christiani. Agnus redemit oves: Christus innocens Patri reconciliavit peccatores. Mors et vita duello conflixere mirando: dux vitae mortuus, regnat vivus. Dic nobis Maria, quid vidisti in via? Sepulcrum Christi viventis, et gloriam vidi resurgentis: angelicos testes, sudarium et vestes. Surrexit Christus spes mea: praecedet suos in Galilaeam. Scimus Christum surrexisse a mortuis vere: tu nobis, victor Rex, miserere. Amen.

 

 

Laat ons 't lam van Pasen loven 't Lam Gods met offers eren. Ja, het Lam redt de schapen, Christus brengt door zijn onschuld ons arme zondaren tot de Vader. Dood en leven, o wonder, moeten strijden tezamen. Die stierf, Hij leeft, Hij is onze koning. Zeg het ons, Maria, wat is 't dat gij gezien hebt? "Het graf van Christus dat leeg was, de glorie van Hem die opgestaan is, eng'len als getuigen, de zweetdoek en het doodskleed. Mijn hoop, mijn Christus in leven! Zie, Hij gaat u voor naar Galilea." Waarlijk Christus is verrezen: stond op uit de doden. O Koning, onze Held, geef ons vrede. Amen.

 

When the day of Pentecost arrived, they were all together in one place. Suddenly they were all filled with the Holy Spirit. Peter stood, raised his voice and said: "Men of Judea and all who live in Jerusalem, listen carefully to my words! Jesus the Nazarene, a man attested to you by God with miracles, wonders, and signs, that God did through Him whilst He was among you: this Jesus, whom you betrayed, and killed by nailing Him to a cross, God raised Him up! And we are all witnesses to that fact. Each of you must be baptized in the name of Jesus Christ for the forgiveness of your sins. Then you will receive the gift of the Holy Spirit. Go into the whole world and proclaim the Gospel to every creature."

 

 

Toen de dag van Pinksteren aanbrak, zaten de apostelen en Maria bijeen in het cenakel om er te bidden. Plots werden zij allen vervuld van de heilige Geest. Petrus trad naar voren en sprak: "Gij allen, Joodse mannen en bewoners van Jeruzalem, luistert! Gij kent alle wonderen en tekenen die Jezus de Nazareeër onder ons heeft verricht. Welnu, deze Jezus, die door God tot ons gezonden werd, hebt gij aan het kruis genageld en gedood. Maar God heeft Hem doen verrijzen op de derde dag. En hiervan getuigen wij. Bekeert u dus en laat u dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van de zonden. Dan zult ook gij de heilige Geest ontvangen! Gaat dus uit over de wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping."

 

17. Veni sancte spiritus

   

Veni, Sancte Spiritus, et emitte caelitus lucis tuae radium.

Veni pater pauperum, veni dator munerum, veni lumen cordium.

Consolator optime, dulcis hospes animae, dulce refrigerium.

In labore requies, in aestu temperies, in fletu solatium.

Da virtutis meritum, da salutis exitum, da perenne gaudium. Amen. Alleluia.

 

 

Kom, Heilige Geest, en zend vanuit de hemel een straal van uw licht.

Kom vader der armen, kom gever der gaven, kom licht der harten.

O beste der troosters, zoete gast der ziel, zoete verkwikking.

In het werk zijt gij de rust, in de hitte verkoeling, in de droefheid troost.

Geef de verdienste der deugd, geef een zalige dood, geef de eeuwige vreugde. Het zij zo. Alleluia.