MaarNormaal nr. 4 artikel 5

 

Songs of Farewell

 

De Songs of Farewell van Hubert Parry (1848 - 1918) heeft het Gents Madrigaalkoor al enige tijd op zijn repertoire staan, al is dat misschien een te boud statement. Deze Six Motets zijn namelijk geen werken die je zo maar eventjes uit de partituurkast haalt. Ze zijn niet alleen technisch moeilijk, ze verdienen ook een rijpheid die ze maar kunnen winnen door tijd en werk. In dit artikel kan u lezen dat Johan Duijck tot de fans van Parry mag gerekend worden. Van Jeremy Jackman weten we dat niet zo zeker, maar toch citeren we hem.

 

C. Hubert H. Parry

Hubert Parry (2 februari 1848 - 10 juli 1918), Charles Stanford (1852 - 1924) en Edward Elgar (1857 - 1934), dit triumviraat drukte een onuitwisbare stempel op het Engelse muziekleven in de boeiende periode van eind 19de, begin 20ste eeuw. Na lange tijd het onvermijdelijk lot van vergetelheid en verwaarlozing (door hun geestelijke zonen) te hebben ondergaan, mogen deze drie Sir's zich de laatste jaren verheugen in een groeiende erkenning en emotionele verbondenheid (door hun geestelijke kleinzonen). Dat is o.m. te danken aan een aantal uitstekende biografieën, zoals b.v. Jeremy Dibble's Hubert Parry, verschenen in 1992 bij Clarendon Press, Oxford.

Hubert Parry werd geboren te Bournemouth in 1848 en studeerde aan het Exeter College in Oxford. Door sociale druk zag hij zich verplicht enkele jaren te werken bij de Londense verzekeringsmaatschappij Lloyd's. Ondertussen verruimde hij zijn muzikale horizon door een aantal reizen naar het buitenland, waar hij vooral in de ban kwam van de muziek van Wagner en Brahms. Na enkele jaren werd hij in staat gesteld Lloyd's te verlaten: uitgebreide engagementen voor bijdragen ten behoeve van de pas opgerichte Grove Dictionary of Music verschaften hem de nodige financiële zekerheid.

Als componist begon Parry inmiddels naam te maken, vooral door de uitvoering van zijn cantate Prometheus Unbound (op tekst van Shelley) in het prestigieuze Gloucester Festival. Met die cantate brak hij met de geijkte voorbeelden van Händel en Mendelssohn. Dit succes was de aanzet tot een hele reeks oratoria en cantates gecomponeerd in opdracht van koren en festivals. Parry's filosofisch stokpaardje, het 'ethisch idealisme', bepaalde meestal de thematiek van deze cantates. De meest bekende zijn Blest Pair of Sirens, L'allegro ed il penseroso en Job. Zo leverde Parry een beslissende bijdrage in de verdieping van het Engelse oratorium: zinvolle thematiek, aansluiting bij de Europese compositorische tendensen, aanspraken op kwaliteitsvolle uitvoering. Duitsland, dat Engeland reeds gedurende twee eeuwen smalend 'Das Land ohne Musik' had genoemd, diende zijn mening te herzien.

In 1894 werd Parry benoemd tot directeur van het Royal College of Music te London. Met succesvolle composities als I was glad (geschreven voor de kroning van Edward VII in 1902) en Jerusalem verwierf hij als het ware de status van Engelands nationale componist.

Zijn compositorisch oeuvre is omvangrijk: naast de reeds genoemde oratoria en cantates: symfonisch werk (vier symfonieën, een symfonisch gedicht From Death to Life), twaalf bundels English Lyrics, piano-, orgel- en kamermuziek, composities voor kerk en theater. Ook in talloze geschriften en boeken toonde Parry zijn veelzijdigheid: The Art of Music (1893), The Music of the 17th Century (1902), J.S. Bach (1909), Style in Musical Art (1911). Intrigerend is het ongepubliceerde Instinct and Character (1915): hier werkt Parry een zeer persoonlijk filosofisch concept uit waar beweging, vitaliteit en kracht centraal staan. (Sedert kort bevindt één van de drie exemplaren van dit boek zich te Brugge, Gouden-Boomstraat…).

De Songs of Farewell tenslotte zijn het muzikaal testament van dit 'vat vol tegenstrijdigheden' (citaat R.O. Morris). Deze cyclus (met een totale duur van ongeveer een half uur) werd gecomponeerd tussen 1916 en 1918. Hij omvat zes motetten voor 4- tot 8-stemmig gemengd koor a capella, op aangrijpende teksten van de 16de tot de 19de eeuw. Bepalend voor zowel de keuze als de haast symfonische uitwerking van deze cyclus, is enerzijds de gruwelijke 'Great War' (die de vitale idealist hevig schokte) en anderzijds het aanvoelen van de eigen naderende dood.

Met meesterlijke beheersing slaagt Parry erin de zes motetten in één adem op te bouwen naar het hoogtepunt van het zesde motet: Lord, let me know mine end, de ultieme smeekbede van iemand die zich voorbereidt op de dood. Een belangrijk hulpmiddel bij deze opbouw is de geleidelijke uitbreiding van het stemmenaantal van de overwegend akkoordische vierstemmigheid (nrs. 1 en 2) over de meer contrapuntische vijf- en zesstemmigheid (nrs. 3 en 4) naar de sterk coloristische zevenstemmigheid (nr. 5) en dramatisch geladen dubbelkorigheid (nr. 6).

Songs of Farewell is hét meesterwerk van een veelzijdig musicus en boeiende persoonlijkheid: een krachtig maar gevoelig man met vele twijfels maar tevens met een paar rotsvaste overtuigingen.

Johan Duijck

 

'The complete Edwardian gentleman' Hubert Parry

'The Last Night of the Proms', en weer golven de nobele klanken van Jerusalem door de Albert Hall. De componist? Charles Hubert Hastings Parry - Hubert voor zijn vrienden (ouderwetse voornamen zijn de laatste twintig jaar in Engeland weer in de mode, maar Hubert hoort daar niet bij). Buiten Engeland is Parry bij de meeste mensen slechts bekend door dit ene stuk, wat jammer is, want hij schreef mooie muziek in vele genres.

Jerusalem is niet alleen het sluitstuk van de Proms concerten, maar je kunt het ook zien als Parry's eigen zwanenzang. Hij schreef het in 1916 op zeventigjarige leeftijd, twee jaar voor zijn dood. Op dat moment had hij een productie gerealiseerd van een dozijn oratoria en andere grote werken voor koor en orkest, vijf symfonieën, een pianoconcert, meer dan honderd liederen en een grote hoeveelheid kamermuziek en geestelijk koorwerk. Hij was ook een invloedrijke leraar (Vaughan Williams was een van zijn leerlingen) aan het Royal College of Music, waar hij in 1894 directeur werd, en in Oxford, waar hij als jongeman zelf studeerde en waar hij rond de eeuwwisseling acht jaar hoogleraar was. Voor velen lijkt Parry zich in de vocale muziek het best thuis te voelen. Zijn melodische ideeën voegen zich niet alleen naar de Engelse taal in het algemeen, maar heel in het bijzonder naar de intonatie en stembuigingen van Engelse zinswendingen. En zijn harmonische stijl lijkt vaak een spiegel van het leven in 'Edwardian England'.

Solozangers zullen veel plezier beleven aan zijn liederen, terwijl koren de subtiliteit zullen waarderen van stukken als de (onbegeleide) Songs of Farewell, of de majestueuze klanken van I was glad, dat hij schreef voor de kroning van George V in 1902. Maar vergeet vooral zijn instrumentale muziek niet. Als dat je smaak is, doe dan eens net alsof je naar een CD gaat luisteren van een symfonie van Brahms, en zet dan op het laatste moment per ongeluk een symfonie van Parry op. Een openbaring!

Dat Parry's reputatie misschien niet zo groot is ligt aan twee dingen. Ten eerste werd hij op de verkeerde plek en op het verkeerde moment geboren. Alle Engelse componisten van zijn tijd werden afgedaan met de afwijzende mening - in brede kring gedeeld - van een Duitse criticus die Engeland beschreef als 'das Land ohne Musik'. In de tweede plaats maakte zijn temperament hem voor het publiek onopvallend. Hij was geen 'moeilijke' man. Integendeel: hij was de 'complete Edwardian gentleman'. Hij zag zichzelf als een succesvolle, tevreden beroepsmusicus, die zich opgewekt en energiek bezig hield met muziek maken en anderen daarbij hielp. En nu ik het er toch over heb: een andere componist die zijn eigen positie op precies dezelfde wijze inschatte was Haydn.

Jeremy Jackman

 


© v.z.w. Gents Madrigaalkoor