MaarNormaal nr. 4 artikel 2

 

Programmeren

 

Hoe bepaalt een amateurkoor zijn programmering ? De tijd dat de dirigent die klus op zijn eentje klaarde is voorbij. Hoe gaat dat bij het GMK in zijn werk ? Welke factoren spelen mee, hoe worden ze in evenwicht gehouden ? De redactie sprak daarover met het voltallige koorbestuur.


De vraag van MaarNormaal om over dit onderwerp een "interview" met dirigent én bestuur te organiseren verraste misschien een beetje, maar de onwennigheid verdwijnt gauw. Nog voor we goed en wel begonnen zijn, is iedereen het erover eens dat er vier belangrijke spelers zijn die de programmering bepalen: de dirigent, het koorbestuur, de koorleden en de buitenwereld. U zal zien dat de eerste twee spelers in het gesprek niet meer voorkomen. Misschien omdat ze zelf aan het woord zijn, maar ook, zullen we maar aannemen, omdat het probleem daar niet ligt. De dirigent heeft, indien al niet het eerste, in elk geval het laatste woord over het repertoire, terwijl over concerten in principe het bestuur beslist, en aangezien beide aspecten in elkaar haken... zijn dirigent en bestuur veroordeeld tot een goede verstandhouding. En als die verstandhouding geen probleem vormt, is er ook helemaal geen probleem. Blijven over: de koorleden en de buitenwereld.

 

Binnen en buiten

  • De buitenwereld, dat zijn op dit ogenblik vooral concertorganisatoren die het koor vragen voor de uitvoering van een specifiek werk. Het aantal dergelijke vragen is de laatste jaren fors toegenomen.
  • Dat is natuurlijk fantastisch, maar daar moeten we toch mee uitkijken, het evenwicht goed in het oog houden. De vragen van externen heb je namelijk niet in de hand, niet qua timing, niet qua programma. Dat betekent dat we ook moeten durven sommige aanvragen te weigeren.


2-sporenbeleid

  • Werken we die opdrachten wel altijd genoeg af ?
  • Dat is een aspect van het probleem. De verleiding bestaat om zoveel mogelijk projecten aan te nemen en tegen een hoog tempo te werken. Zelfs als de kwaliteit van de concerten niet rechtstreeks in het gedrang komt, kan dat toch maken dat er onvoldoende wordt afgewerkt en de kwaliteit van het koor zelf achteruit gaat. Ook het sociale aspect komt dan onder druk te staan. Het is daarom belangrijk af en toe wat gas terug te nemen.
  • Betekent dat minder concerten, minder zware concerten of een ander repertoire ?
  • Het betekent vooral dat we ons bewust moeten zijn van een 2-sporenbeleid. Er zijn die twee spelers die de programmering sturen: de opdrachten waarvoor we gevraagd worden, en de vragen van de koorleden. Externe en interne druk. Die interne beweging is dikwijls een reactie, soms op het hoge tempo, soms op het repertoire, of vooral op de eenzijdigheid ervan. Dat is niet negatief.
  • We geloven dat de meeste koorleden wel beseffen dat die gedurfde projecten de grenzen van het koor hebben verlegd, en na een geslaagde onderneming is er niet alleen satisfactie over het bereikte resultaat, maar dikwijls ook enthousiasme over het werk zelf. Kijk maar naar de reacties na Philip Glass vorig jaar.
  • Is mijn indruk juist dat wie vroeger de programmering vastlegde, de dirigent dus, dat autonoom deed, maar dat er nu veel meer factoren meespelen? Externe vragen inderdaad, maar ook kansen die gecreëerd worden door pianisten-koorleden, creaties van werken...
  • ...en allerhande toevalligheden. Onze vriend László [Heltay, een bevriende Engelse dirigent, nvdr.] b.v. Het komt eropaan de ogen open te houden en de mogelijkheden ook te gebruiken.


Koorreizen

  • Koorreizen, hebben die ook een invloed?
  • Natuurlijk. Als we naar het buitenland trekken, kunnen we nooit voltallig optreden. We kunnen daar dan wel Parry zingen [Hubert Parry, 6 Songs of Farewell, 4-stemmig tot 8-stemmig, nvdr.], maar alleen de 4-stemmige nummers. En op reis nemen we graag wat lichtere kost mee. Ook die nummers moet je met kwaliteit brengen, daar moet je dus even goed hard aan werken tijdens de repetities.


De keerzijde van de bekende medaille

  • Om nog eens op dat 2-sporenbeleid terug te komen, ik kan het ook anders formuleren. Er zijn dingen waar we goed in zijn, waarmee we een reputatie hebben opgebouwd, waarvoor we bekend zijn. Voor die dingen worden we extern gevraagd, dat is onze USP, onze unique selling proposition. Daar staat tegenover dat we met het koor ook een interne opdracht moeten vervullen. Het is b.v. onze ambitie elke koorzanger die langer dan een jaar of 5 bij het koor blijft, het hele gamma koorwerken te leren kennen, van Schütz tot Coryn, van polyfonie over romantiek tot hedendaags. Dat is niet vanzelfsprekend. Neem die polyfonie. Moet (of mag) je die met een groot koor uitvoeren? Dat is in elk geval niet waar we voor zullen gevraagd worden, maar toch moeten we die vraag niet uit de weg gaan. Al ken ik eerlijk gezegd het antwoord niet. Eigenlijk is dat de klassieke discussie: kan je een programmering los zien van het instrument ? Kan je met het instrument "groot amateurkoor" polyfone muziek brengen ? Ik heb geen antwoord, ik zie argumenten aan beide kanten.
  • Als je merkt dat de kwaliteit in gevaar komt moet je opdrachten kunnen weigeren (wat altijd een beetje schaadt aan die identiteit) en eventueel herbronnen. We hebben "klassiekers" nodig om de kwaliteit op peil te houden.
  • Dat sluit weer aan bij ons stemvormingsproject. Elke repetitie begint met een uitgebreide stemvormingssessie omdat we de kwaliteit willen onderhouden. Maar dat is onvoldoende. Programmering en kwaliteit hebben een duidelijke relatie.


Projecten van koorfederaties en eigen projecten

  • Samenwerking met grotere organisaties (koorfederaties b.v.) kan dat proces doorkruisen. Medewerking van het koor aan sommige grotere projecten is niet altijd mogelijk of aangewezen en dat levert wel eens spanningen op. Dat moeten we dan maar goed bij die federatie uitleggen, en dan zal dat ook aanvaard worden.
  • Vroeger gaven we regelmatig eigen concerten, organiseerden we zelfs concertreeksen.
  • Door de drukkere agenda kunnen we dat de laatste jaren niet zo intensief meer doen. Eigenlijk is dat een luxeprobleem...
  • ...maar qua kwaliteitsbewaking zitten we niet in een luxepositie. Dat moeten we dus vooral goed in het oog houden. Onze kwaliteit moeten we bewijzen aan de buitenwereld, maar nog meer intern. Het koor is daar uiterst gevoelig voor. Programmeren is dus ook altijd een beetje bijsturen, reageren op een voorbije periode, reageren ook op reacties uit het koor. Goedbedoelde reacties, want zelfs wat aanvankelijk negatief lijkt kan een katalysator zijn om die bijsturing te organiseren. Individuele reacties zijn daarenboven dikwijls een signaal van een grotere groep. Dat moet je zorgvuldig in de gaten houden.


Individuele wensen

  • Al moet je toch een onderscheid blijven maken tussen een algemene lijn waarvoor iemand aandacht vraagt en individuele wensen van individuele mensen. Wat niet uitsluit dat desiderata uit die laatste categorie ingewilligd worden. Als iemand, een gevestigde waarde in het koor, iets speciaals vraagt moeten we daarvoor zeker een opening proberen te vinden. Schrik dus niet als je straks de partituur krijgt van Brahms' Fest- und Gedenksprüche...
  • Ik vind trouwens, en dat is zeer belangrijk, dat een voorstel tot ombuigen van het programmeringsbeleid alleen acceptabel is als ze komt vanuit een absolute loyaliteit tegenover het lopende beleid.
  • Iedereen heeft wel eens moeilijke momenten, daar moet je je dan doorheen bijten. Het is uitgesloten dat we met koorleden à la carte gaan werken.
  • Wie het moeilijk heeft is vanzelfsprekend altijd welkom om daar over te praten, maar wel graag buiten de werkuren. Tijdens de repetities hebben we andere beslommeringen.
  • De programmering komt in die zin dus niet formeel democratisch tot stand. Maar we houden wel voortdurend contact met de groep en we houden ook rekening met de wensen en bezwaren die erin leven. En reken maar dat de mentaliteit bij de leden ook voortdurend evolueert.
  • En laten we realist blijven. Onze programmering zal altijd doorkruist worden door onverwachte vragen, we mogen ons niet te strak opstellen, want dan mis je interessante dingen...
  • ...maar misschien moeten we wel vaker en duidelijker bij de koorleden tekst en uitleg geven.


De uitdaging van de lat

  • De dirigent wil wel eens uitdagen, de lat hoger leggen...
  • Dat zou wel eens kunnen, ja, maar nu ben jij aan het uitdagen...
  • Nee, ik meen het, we hebben dat ook nodig. Lees er maar op na wat Roland Coryn daarover zegt [MaarNormaal 2, november 1999, nvdr.].
  • En toch moeten we uitkijken. De uitdaging moet niet zijn alsmaar meer halsbrekende prestaties neer te zetten, maar kwaliteit te blijven brengen, ongeacht wat we zingen. En zo zitten we opnieuw in de discussie van daarnet.

    [stilte]

  • Hoe meer ik erover praat, hoe meer ik zin begin te krijgen Schütz te gaan zingen.


En opnieuw kwaliteit

  • We bewegen ons als amateurkoor op een muzikaal vrij hoog niveau. Wat doen we met vragen die in een meer populaire richting gaan ?
  • Stel dat Koen Crucke ons vraagt !
  • Als koor gaan we daar in de regel niet op in. Individuele leden, dat is wat anders, die evenementen kunnen best leuk en interessant zijn. Neem nu wat er tijdens de laatste Gentse Feesten bij Sint-Jacobs is gebeurd [met werk van Guido Naessens], daarin hebben nogal wat GMK'ers meegezongen.
  • Ik weet nog zo niet of ik het daar mee eens ben. Ik bedoel of we, ook als koor, niet moeten ingaan op dergelijke aanbiedingen. We blijven een serieus koor, maar ook in dat lichtere genre moeten we dan kwaliteit nastreven (laten we dat vooral goed in het oog houden) maar dat kan een hele prettige en verrijkende ervaring zijn. We doen trouwens te weinig lichtere dingen. Dus als we de kans krijgen om iets te doen met Jo Lemaire, of met die Koen Crucke...
  • [voltallig:] Met Koen Crucke ?
  • [Johan:] Nu ja, die ken ik eerlijk gezegd niet. 

 


© v.z.w. Gents Madrigaalkoor