MaarNormaal nr. 2 artikel 7

 

Kalumn

Papiertje

aan Johan Duijck

 

Ze besloot te stoppen voor vandaag. De prof kon best tevreden zijn. Dertig bladzijden linguïstiek had ze doorgenomen, en dat op een zondagnamiddag. Ze keek even uit de lichtkegel van haar bureaulamp weg. Buiten was het nu vrijwel donker. Dat deed er haar aan denken dat ze voor vanavond nog andere plannen had. Tenminste, als ze bij haar beslissing bleef. Even bekroop haar de twijfel, en de vreemde beving in haar maag liet zich weer voelen: ze zou daar niemand kennen. Maar anderzijds... ze wist gewoon dat het haar de voldoening zou geven waar ze al jaren naar verlangde, dezelfde voldoening die ze als klein schoolmeisje-in-het-groen gevoeld had, toen ze samen met twintig andere kinderen, ver weg van het speelplaatsgejoel onder de kathedraaltoren, tussen de middag bij de strenge zuster streefde naar perfectie. De zuster zou ze nooit vergeten. En wat ze gevoeld had evenmin.

Ze viste het papiertje met de vreemde straatnaam van haar schrijftafel, doofde de lamp onder de dakpannen en ging twee verdiepingen lager de warme keuken binnen. Haar jongere zussen waren er al. Toen ze liet weten dat ze vroeger wou eten, wekte dat bij haar moeder enige wrevel op. Of ze vanavond al ging? Ze zouden net gezellig samen... en volgende zondag kwam... Ze voelde het al: tegen die vaste waarde zou ze elke week moeten optornen. Dat hield ze geen halfjaar vol. Tegelijk moest ze toegeven dat ze de familiesfeer zou missen. Vijf zussen maakten echter vlug duidelijk, dat ze beter niet op haar beslissing terugkwam. Ze kon maar meteen hun pad naar de vrijheid effenen, vonden ze, zelfs op zondagavond.

Aan de tochtige halte onder de snelwegviaduct verbeet ze meer dan de bijtende decembervrieskou: ze zou bijna een uur onderweg zijn, twee trams moeten nemen. Ze voelde naar het papiertje in haar warme jaszak.

Een afgeladen volle 22 gleed langs de vroeggotische kerk en stopte na een snerpende bocht aan de kiosk vlakbij het postgebouw. Bioscoopgangers duwden haar gehaast door de plooideur naar buiten. Nu moest ze een ander rijtuig in. Veel minder druk, merkte ze. Een paar haltes verder zou ze het straatje wel vinden, had de vriendin gezegd: schuin over de vluchtheuvel waar ze moest uitstappen. Ze vond het niet. 't Was donker en koud en er liep geen mens buiten in deze buurt. Welke kant kon ze uit? Ze vergeleek een paar straatnamen met die van haar papiertje. Ze kwam vast te laat. Mooie start. Waar gingen ze het ook zoeken. Ze besloot over te steken en de andere kant van de straat te volgen. Enkele minuten lang stapte ze onzeker langs gesloten luiken en verlaten winkelpanden. Toen probeerde ze rechts een steegje. Ze vond het naambord, bleef er even rond hangen tot ze bij het schaarse lamplicht van de hoofdstraat de vuile letters kon spellen: Vr uwebr erstraa . Eindelijk.

Ze sloeg de steeg in. Het nummer kende ze niet. Ergens een deur links moest het zijn in dit hol van de stad. Wat dieper zag ze een vlek licht. Een kat schoot geruisloos van haar voeten weg. Het rook er benauwd, naar bier, en naar etensresten in onzichtbare vuilnisbakken. Onder de schelp van de lamp ontdekte ze de zware, ijzeren deur. Vlakbij het donkere sleutelgat bengelde een stuk henneptouw. Een deurknop was nergens te zien. Dit kon niet waar zijn. Hoe raakte ze hier binnen? Het touw sneed in haar verkleumde vingers. Ze klopte met volle vuist, duwde haar schouder tegen de deurwand. Geen beweging. Geen reactie. Ze moest zich wel vergist hebben. Toen zag ze een deurkruk zitten, onwaarschijnlijk hoog. Ze trok. Hij klikte. Ze duwde en met een schok draaide de zware deur open. Ze struikelde net niet. Van drempelvrees gesproken, dacht ze nog. Een zee van licht. Ze hoorde het meteen: hemels! "O, Heiland, reiß die Himmel auf - ruk open, Heer, de hemelpoort."

Gevormde stemmen. Twintig jonge mensen. Een jonge dirigent. Dit was het koor van haar papiertje. Ze wist niet wat ze zongen, maar ze wist dat het goed was en dat ze het hier wel even langer dan een halfjaar zou uithouden. Ze nam een stoel en ging pal voor het koor zitten. Later zou ze zich over deze houding wat schamen, maar toen ontging haar het ietwat lachwekkende ervan. De jongelui in hun dikke, losse truien lieten zich door haar aanwezigheid niet afleiden. Hier werd gewerkt. De dirigent deed hen zingen, onderbrak, gaf aanwijzingen. Hun potloden maakten aantekeningen. Zijn piano stond binnen handbereik. De volle koorklank van de kleine groep verbaasde haar. Pas toen haar rechterkant begon te gloeien, merkte ze dat ze naast een oude kolenkachel zat. Op een antiek meubel dat als toog dienst deed, stonden enkele lege bierglazen en daarachter zag ze hun hele voorraad: chips, oxo, roycosoepjes, bier, wijn en een antieke radio. In de hoek vermoedde ze een tweede ruimte: telkens als de dirigent een opmerking maakte, hoorde ze houtvuur knetteren. De muren hadden ze volgehangen met concertaffiches. Ze vond de zoldering vreemd hoog.

Toen wenkte een meisje tussen de noten door en wees op de lege stoel naast haar. Even later volgde ze de muziek mee in de geleende partituur en zag voor het eerst de dirigent, zijn lichtblauwe souspull, zijn gezicht: datzelfde vriendelijk-strenge streven naar perfectie van toen.

Links van haar zong een bas. In het stuk barokmuziek waaraan ze ter afwisseling werkten, ging hij stiekem heerlijk falsetteren met de alten. Er verscheen meteen een verstoorde frons op het voorhoofd van de dirigent. Stiekem ging dus niet, merkte ze. Na elke aanwijzing gaf de bas even zijn potlood aan haar door, wat verlegen, zonder haar aan te kijken, maar met veel warmte. Die warmte zou ze pas later begrijpen en nog veel later weer pijnlijk verliezen.

Ze zongen het romantische motet nog een paar keer in zijn geheel door. Het gevoel één te zijn met de groep en de muziek overweldigde haar telkens weer. Ineens was er geroezemoes; sommigen begonnen een praatje. De repetitie was blijkbaar om. Het meisje bleek een vroegere schoolgenote te zijn. Ze liep nu wat onwennig rond en stond bij de ijzeren deur plots voor de jongste affiche: Kerstconcert - Gents Jeugdkoor - Advents- en kerstmuziek met werken van Brahms, Schütz e.a. - 22 december 1974. Vandaar dat intensief repeteren. Toen stelde iemand zich als de secretaris van het koor aan haar voor en informeerde naar haar naam, haar adres en haar plannen. Het meisje nodigde haar uit voor een drankje. De dirigent sprak haar niet aan. Ook de komende repetities niet direct. Ze vond het wat vreemd, maar ze bleef er niet bij stilstaan. Ze kon toen nog niet weten dat ze de volgende vijfentwintig jaar zovele gesprekken, zoveel vriendschap en muziek met hem zou delen.

Het papiertje mikte ze in het haardvuur.

Kaat Vandewalle
december 1999

 


© v.z.w. Gents Madrigaalkoor