Onwillekeurig associeer ik Jan met "de schoonheid en de troost".
Met Jan krijgt het begrip schoonheid in dit binoom zijn volle betekenis die het in onze taal kan hebben: zowel een esthetische als een morele waarde.
Jan hield van schoonheid, vooral in de muziek beleefde hij de schoonheid, het esthetische genot. Niet dat andere domeinen hem vreemd waren, zeker niet. Maar de muziek, dat was toch hét...
Wij weten allen hoe diep zijn beleving, betrokkenheid, liefde voor de muziek ging: eerlijk, onbevangen en bescheiden tegelijk. Hij genoot van de muziek even goed als hij ze diende, zowel als zanger als als dirigent. Ik herinner mij de eerste keer dat hij voor het Madrigaalkoor inviel voor Johan: geen seconde aarzeling of twijfel bij het koor, Jan deed het voor de muziek, niet voor zichzelf. Iedereen zag en begreep dat meteen. Jan was ook een schoon mens: vriendelijk, lief, spontaan, mild, bescheiden en talentvol.
Zo iemand is voor zijn medemensen een troost: een talent dat niet bedreigt omdat het voor de anderen onbereikbaar lijkt, maar een talent dat hoop geeft. Het roept geen aanbidding op, het roept op tot navolging. Dat is een - positieve, constructieve - troost nu we van Jan afscheid moeten nemen. Veel te vroeg, veel te vroeg, veel te vroeg. Maar tevens weten we dat het geen definitief afscheid is, Jan verdwijnt nooit helemaal voor wie hem hebben gekend. Zijn herinnering zal voor ons allen een licht zijn in de soms duistere momenten van ons verdere leven. Op die manier zullen we een beetje delen in het "lux aeterna".
Daarvoor en voor wat hij ons heeft gegeven in zijn leven zijn we Jan dankbaar: het was schoon, het bracht ons troost.
Carlos Bourgeois, 14 februari 2009
|