(°Ávila, España, 1542 - †Úbeda, 1591)
Juan de Yepes Álvarez verloor zijn vader heel jong, en had een zeer arme jeugd. Daaraan zou hij zijn kleine gestalte overgehouden hebben. Santa Teresa noemde hem soms "mi medio fraile", mijn halve broeder. Toch kon hij uiteindelijk bij de jezuïeten de humaniora volgen, terwijl hij bijkluste in een hospitaal dat vooral syfilis behandelde. In 1563 trad hij in bij de karmelieten, in het Santa Ana klooster in Ávila, onder de naam Juan de San Matías. Hij studeerde ook twee jaar theologie in Salamanca, maar haalde er geen diploma.
Johannes hielp Teresia van Ávila bij haar stichtingen van contemplatieve kloosters waarin de oude constituties van de Karmelieten opnieuw werden ingevoerd. Het eerste klooster dat tot die "ongeschoeiden" mag worden gerekend, is dat van San José in Medina del Campo. Het werd in 1567 gesticht zonder toestemming van bisschop Mendoza. Daarom plaatste Teresia hem voor een voldongen feit door 's nachts een huis als klooster in te richten en er 's ochtends al de mis te vieren. Een klooster kon alleen ontbonden worden door de generaal van de orde in Rome
Juan spande wel meer met Teresia samen. Om de Encarnación, het klooster van de Menswording, waar Teresia oorspronkelijk was ingetreden, te hervormen, nam hij zijn taak als biechtvader ernstig en hielp zo de zusters de juiste weg te vinden naar God. Ook in het zuiden van Spanje kwamen er koosterstichtingen zonder de vereiste toestemming. Johannes werd zelfs opgesloten en gegeseld, omdat hij zijn gelofte van gehoorzaamheid had geschonden. In 1575 bleef hij acht maanden gevangen in Toledo omdat hij de hervorming niet wou afzweren. In die periode schreef hij onder meer het eerste deel van zijn Cántico espiritual (het Geestelijk Hooglied). Omdat hij voorzag dat hij niet zou vrijkomen, overtuigde hij een cipier om hem te helpen bij zijn nachtelijke ontsnapping, en zo bereikte hij veilig het klooster van de ongeschoeide karmelietessen in Toledo.
|
|
|
|
Na een nieuwe confrontatie werd hij in 1591 van al zijn functies ontheven. Toen hij als ondergeschikte terugkeerde naar Segovia, werd hij onderweg ziek en stierf. Hij werd in 1675 zalig, en in 1726 heilig verklaard. Paus Pius XI verhief hem in 1926 tot kerkleraar. Sinds 1952 is hij de patroonheilige van de Spaanstalige dichters
In het klooster van Ávila is een tekening te zien van San Juan, met een ongewoon perspectief: Jezus aan het kruis wordt van bovenaf gezien. Hij zou de tekening gemaakt hebben naar een visioen. Die tekening is wereldberoemd geworden toen Salvador Dalí ze verwerkte in zijn schilderij "El Cristo de San Juan de la Cruz'".
|