Oda a Salinas
A Francisco Salinas, Catedrático de música de la universidad de Salamanca
texto: Fray Luis de León,~1578 música: Johan Duijck
El aire se serena y viste de hermosura y luz no usada, Salinas, cuando suena la música extremada por vuestra sabia mano gobernada.
A cuyo son divino mi alma, que en olvido está sumida, torna a cobrar el tino y memoria perdida de su origen primera esclarecida.
Y como se conoce, en suerte y pensamiento se mejora; el oro desconoce, que el vulgo ciego adora: la belleza caduca engañadora.
Traspasa el aire todo hasta llegar a la más alta esfera, y oye allí otro modo de no perecedera música, que es de todas la primera.
Ve cómo el gran maestro a aquesta inmensa cítara aplicado, con movimiento diestro produce el son sagrado, con que este eterno templo es sustentado.
Y como está compuesta de números concordes, luego envía consonante respuesta; y entrambas a porfía mezclan una dulcísima armonía.
Aquí la alma navega por un mar de dulzura, y, finalmente, en él ansí se anega, que ningún accidente extraño y peregrino oye o siente.
¡ Oh desmayo dichoso ! ¡ Oh muerte que das vida ! ¡ Oh dulce olvido ! ¡ Durase en tu reposo, sin ser restituido jamás a aqueste bajo y vil sentido !
A aquesta bien os llamo, gloria del Apolíneo sacro coro, amigos, a quien amo sobre todo tesoro; que todo lo demás es triste lloro.
¡ Oh ! suene de contino, Salinas, vuestro son en mis oídos, por quien al bien divino despiertan los sentidos, quedando a lo demás amortecidos.
|
|
|
|
Aan Francisco Salinas, professor muziek aan de universiteit van Salamanca
tekst: Fray Luis de León,~1578 muziek: Johan Duijck
De grauwe luchten klaren, visioenen gaan in schoonste lichten gloren, Salinas, als gij ware muziek subliem laat horen, uit uwe handen meesterlijk geboren.
Die klank recht uit de hemel vermag mijn ziel, gebukt onder vergeten, een nieuw elan te geven, herinnering te herweten, de luister van haar eerste ver verleden.
Hoe dieper zij zich inleeft, haar lot en haar ideeën zuiver aanhaalt, hoe minder zij om goud geeft waarnaar het plebs verblind jaagt: de valse schone schijn die zó voorbijgaat.
Mijn ziel ontstijgt 't gewone en vindt een nieuwe rust in hoogste sferen om er muziek te horen van zo een eeuwig leven als enkel maar de beste ons kan geven.
Ze ziet de Meester daar, 't immense instrument waarmee hij werkt, zijn kunstige gebaar dat heilige klanken wekt waaraan de eeuwige tempel zich hier sterkt.
Die zich gelijkgestemd weet, geluiden tot akkoorden kan verleiden en zo in klank repliek geeft; de wedijver van beiden gaat tot dit harmonieuze mengsel leiden.
Zo laat mijn ziel zich varen op zaligheid van zeeën, om beaat te zinken in haar baren waar wrevel niet bestaat geen enkel incident zijn sporen laat.
Ach leegte die geluk brengt ! Ach dood die leven schenkt ! Ach zacht vergeten ! Dat hier bij u de rust lengt en dat mijn ziel blijft leren nooit meer tot lage zinlijkheid te keren !
Dit goed wil ik u geven, de glorie van Apollo's heilige koren, u, vrienden voor het leven, gekoesterd, uitverkoren; de rest gaat triest in roemloosheid verloren.
O blijf voor altijd zingen, Salinas, laat uw klanken in mijn oren; ze wekken al mijn zinnen tot hemelse exploten en blijven voor de rest gesloten.
(vertaling: Marc Cabus)
|