MaarNormaal nr. 15 artikel 11

 

Cantar del Alma


Cantar del alma que se huelga de conocer a Dios por fe
 

texto: San Juan de la Cruz 
música: Johan Duijck

Que bien sé yo la fonte que mana y corre,
aunque es de noche.

Aquella eterna fonte está escondida,
que bien sé yo do tiene su manida, 
aunque es de noche.

Su origen no lo sé, pues no le tiene, 
Mas sé que todo origen della viene, 
aunque es de noche.

Sé que no puede ser cosa tan bella
Y que cielos y tierra beben della,
Aunque es de noche.

Bien sé que suelo en ella no se halla,
Y que ninguno puede vadealla,
Aunque es de noche.

Su claridad nunca es oscurecida,
Y sé que toda luz de ella es venida,
Aunque es de noche.

Sé ser tan caudalosos sus corrientes,
Que infiernos, cielos riegan y las gentes,
Aunque es de noche.

El corriente que nace de esta fuente
Bien sé que es tan capaz y omnipotente,
Aunque es de noche.

El corriente que de estas dos procede,
Sé que ninguna de ellas le precede,
Aunque es de noche.

Aquesta eterna fonte está escondida
En este vivo pan por darnos vida,
Aunque es de noche.

Aquí se está llamando a las criaturas,
Y de esta agua se hartan, aunque a escuras,
Porque es de noche.

Aquesta viva fuente que deseo,
En este pan de vida yo la veo,
Aunque es de noche.

     


Lied van de ziel die zich verheugt omdat zij God door het geloof kent
 

tekst: San Juan de la Cruz 
muziek: Johan Duijck

Hoe goed ken ik de bron die ontspringt en vloeit,
hoewel het nacht is.

Die eeuwige bron is verborgen, 
maar hoe goed weet ik waar zij zich bevindt, 
hoewel het nacht is.

Haar oorsprong ken ik niet, want die heeft zij niet,
maar ik weet dat alles van haar komt, 
hoewel het nacht is.

Ik weet dat er niets mooiers kan bestaan
En dat hemel en aarde uit haar drinken,
Hoewel het nacht is.

Ik weet wel dat zij geen bodem heeft
En dat niemand haar kan doorwaden,
Hoewel het nacht is.

Haar helderheid wordt nooit verduisterd,
En ik weet dat alle licht van haar komt,
Hoewel het nacht is.

Ik weet dat haar stroom zo overvloedig is
Dat ze hel en hemel en de mensen besproeit,
Hoewel het nacht is.

De stroom die uit deze bron ontstaat, 
Is, zoals ik wel weet, kundig en almachtig,
Hoewel het nacht is.

Ik weet dat geen van deze twee voorafgaat
Aan de stroom die uit beide voortkomt, 
hoewel het nacht is.

Deze eeuwige bron is verborgen
In dit levend brood dat ons leven geeft,
Hoewel het nacht is.

Hier roept zij de schepselen,
En zij krijgen genoeg van dit water, zelfs in het geniep,
want het is nacht.

Deze levende bron waarnaar ik verlang
Zie ik in dit levend brood,
Hoewel het nacht is.

(vertaling: Goedroen Debroey)

 


© v.z.w. Gents Madrigaalkoor