MaarNormaal nr. 14 artikel 7

 

 

column

Hoe zou het nog zijn met… Mozart?

We vroegen het ons eerder af en nu, terwijl een rustige, bijna doelloze namiddag zich aankondigt, besluit het Koor over te gaan tot een bezoek en stijgt in het busje van Suus. Op de achterbank heft het jonge volkje een lustig en welbekend falderaldeliere aan, terwijl de grijsaards, geijkt vooraan in de bus, zich met een lichte ernst op het gelaat, ten volle voorbereiden op de ontmoeting met de meester.

Suus rijdt de bus de laan in en parkeert bij het voortuintje. Het Koor stapt uit en belt aan. De dingdong is al enige tijd uitgestorven, als mevrouw Constanze de deur opent en een verbaasd gilletje slaat. Met een delicaat handje voor de mond informeert ze naar het doel van onze onverwachte komst. En dat ze niet op visite had gerekend en bijgevolg noch koffie, noch koekjes kan offreren.

Daarop stapt een lid met de nodige piëteit naar voor en vraagt of het desondanks niet te ongelegen komt om de meester te bezoeken.

Waarop Constanze even voor ons informeert.

Wolf. Gang. Ama. Deus!, gilt ze richting de trap op naar boven, en of hij even naar beneden komt.

We wachten. Constanze ook, terwijl ze de handen voor haar borst kruist. Dan een waarneembaar ruisen van een closet, een deur die open gaat en weer dicht. Het Koor dringt met een fluwelen maar onmiskenbaar dringende blik in het oog aan en Constanze pleegt nogmaals te gillen. In coloratuur. Waarop het Koor haar een ovatie geeft en enkele rozen uit het perkje naar binnen gooit. En dan gebeurt het. Het Koor houdt collectief de adem in als de meester de trap afkomt en halverwege blijft staan.

 

“Meester”, fluistert het Koor, ”mogen we vragen hoe het met u gaat”?

De meester vat met zijn in ragfijne kanten handschoenen gestoken vingers de trapleuning, plant een elegante puntschoen in catwalk-pose vooruit en schudt met een verfijnd gebaar een weerbarstige lok uit het pruikje op zijn plaats. Geen spoor van schalkse vermetelheid op het gepoederde gezicht. Het haarstukje zakt depressief naar één kant en een diepe zucht ontsnapt des meesters borst. Bij deze aanblik deinst het Koor op de stoep achteruit en vraagt geschokt in sourdine: waarom?

Constanze, sfeergevoelig als geen ander, rent haar man tegemoet en valt hem om de knieën. Waarom? zucht ze vibrato in canon met het Koor.

Diep kijken ze elkander in de ogen en voeren een woordeloos gesprek, uit alle hoeken van het huis barst het requiem los terwijl de wachtenden buiten handenwringend op de knieën vallen. Dan legt de meester met liefde en droefheid in de blik een hand op haar hoofd en beduidt haar te doen wat moet gedaan worden. Waardig richt ze zich op. Ze plukt de kat van de stoep en sluit in stil verwijt de voordeur.

Ontredderd strompelt het Koor naar de bus terug en verscheurd van wroeging en verdriet neemt eenieder zijn plaats weer in, rotsvast overtuigd het volgende Mozartjaar niet ongemerkt te laten voorbijgaan en minstens één liedje van de grote meester te zingen.

Mia Strobbe

 

 


© v.z.w. Gents Madrigaalkoor