MaarNormaal nr. 1 artikel 6

Calumn

 

Conventies

 

Als ik iets uit dit leven heb geleerd, is het dat conventies belangrijk zijn. Sommige dingen doe je, andere doe je nu eenmaal niet; of beter, combinaties van dingen. Zingen mag, eten ook, tante Jo is een vriendelijk mens, maar zingen aan tafel bij tante Jo mag niet, dan wordt ze boos. Wie dat respecteert komt vooruit in het leven, anders blijf je een lomperik.

Godfried Bomans schrijft ergens in een stukje over het Nederlandse gebruik om elkaar op het Sint-Nicolaasfeest geschenkjes te geven, waaronder vooral veel erg Hollands klinkend snoepgoed zoals tulband, drop, chocoladeletters en marsepein. Die marsepein mocht er onder geen beding als een stuk marsepein uitzien. Je gaf een beertje of een treintje of een fopspeen. Zelf kreeg Bomans van zijn broer eens een stuk zeep cadeau. Hij nam het, geheel volgens de regels, argeloos in ontvangst. Het zat in een wikkel van zijn favoriete zeepmerk en als je je best deed rook het zelfs een beetje naar echte zeep. Hij legde het stuk opzichtig op zijn wastafel en pas 's avonds, wanneer hij alleen was, beet hij er een flinke hap uit. Het wás zeep.

Aan die anekdote, die ongetwijfeld verzonnen is, zo was Bomans, moest ik denken toen ik vanmorgen op een volle bus 29 stond en een hondje hoorde blaffen, een heel kort, sec blafje maar. Nu had ik geen hond gezien hoewel ik daar altijd nogal op verdacht ben wegens vorige ervaringen met vlekken op mijn broekspijpen en de consequentiële opmerkingen van mijn vrouw en, wat erger is, van de dames van het secretariaat, dat soort dingen. Ik keek nog eens goed rond en zag geen hond, maar wel een jonge moeder met een kinderwagen. Ik zag meteen mijn vergissing in en schaamde me heel diep. Ik had gelukkig voor de buitenwereld geen krimp gegeven en, zou ik dit hier nu niet zitten schrijven dan wist niemand ooit dat ik een babykuchje, of een hikje, of een kraaitje of wat het ook mag geweest zijn, had verward met het geluid geproduceerd door een vulgaire hond. Toch zat ik daar bijzonder mee verveeld. Zo een heiligschennende vergissing mág je gewoon niet maken, geen excuus is goed genoeg. Het is een inbreuk op de conventie dat je het menselijke volledig gescheiden houdt van het animale. Je verwart een baby niet met een poedel, nog minder dan zeep met marsepein. De menselijke geest werkt in zo'n gênante situatie dan zo, althans de mijne doet dat, dat hij in het volle besef dat verdediging niet mogelijk is, begint te filosoferen over de kern zelf van die conventie. Want het is natuurlijk louter een afspraak dat we het dierlijk leven, zelf al een dubieus onderscheid met het plantenleven, indelen in twee categorieën: de mens en de dieren. En hoe animaal onze gedragingen, objectief gesproken, ook mogen zijn, subjectief zien we dat, als jonge moeder b.v., toch anders. Desmond Morris durfde die conventie doorbreken en hij is daar rijk mee geworden. Zo werkt onze maatschappij ook, maar dat is een ander verhaal.

Homo homini lupus ("een mens is een wolf voor zijn medemens") slaat misschien op sommige van onze menselijk gedragingen, maar niet op onze perceptie ervan. We zien onze medemens niet als een beest. Sterker, als we dat woord "beest" toch voor iemand gebruiken doen we dat om te beklemtonen dat hij of zij zich mensonwaardig gedraagt, maar altijd als mens. Terwijl we nu toch bij de wolven zijn, zouden die dieren ook dat grote onderscheid maken tussen de categorieën "wolf" en "niet-wolf"? Maakt zo'n mannetjeswolf het onderscheid tussen de aantrekkingskracht van een wolvin (op de gepaste tijden natuurlijk) en die van de kippen van boer Jan? Het gaat om verschillende behoeften, dat is niet het punt, wat ik me afvraag is of beide louter behoeften zijn, dan wel of de eerste behoefte van een andere orde is door het bloot feit dat de wolvin ook tot het genus lupus behoort. Met andere woorden, kennen de wolven een ons-wolf-gevoel? U ziet, op de bus ben ik vrij goed in filosofie. Het hindert dan niet dat een filosoof van een andere school daar in één zin komaf mee maakt. Iets in de trant van: dat het concept "categorisering" alleen al, iets is wat alleen in het menselijk brein kan opkomen.

Ondertussen was de bus bij een halte gestopt en de vrouw stapte af. Wie mijn galant karakter kent begrijpt dat ik direct bijsprong om de kinderwagen op het trottoir te helpen. Voor ik terug opstapte keek ik nog gauw even met mijn kindvriendelijkste gezicht onder de kap. Het wás een hond.

 

Marc Cabus


© v.z.w. Gents Madrigaalkoor