Nederlands français Deutsch English castellano |
|
Super Flumina Rijke Religieuze Romantiek uit België |
|
Het orgel / L'orgue / Die Orgel / Dat we de kapel van de jezuïeten in Heverlee als opnamelocatie kozen, was vooral omdat er een mooi, goed onderhouden orgel staat met een klank waar Johan Duijck vol van is. Pas later leerden we zijn romantische verleden (van het orgel) kennen, en daarover willen we graag iets vertellen. De stam Cavaillé-Coll Het orgel werd gebouwd door een gerenommeerde Franse firma die in de negentiende eeuw de beste en de grootste orgels maakte: het huis Aristide Cavaillé-Coll, een naam die klinkt als een bourdon. Aristide had die naam-met-een-koppelteken te danken aan zijn grootvader Jean-Pierre Cavaillé, nog helemaal ongekoppeld. Jean-Pierre was een Zuid-Franse orgelspecialist die rond 1760 naar Barcelona trok om aan de orgels van de Santa Catarina en de Basílica de la Mare de Déu de la Mercè te werken, er een juffrouw Coll te ontmoeten, ermee te trouwen in de Santa Maria del Mar en aan hun zoon Dominique naar Spaanse zeden en gebruiken de dubbele familienaam te geven. Dominique Cavaillé-Coll kiest voor hetzelfde vak, maar komt in het begin van de 19e eeuw, wanneer er een Frans-Spaans oorlog is uitgebroken, terug naar Toulouse. Kerken en orgels blijven zijn leven, en ook zijn zoon Aristide neemt het métier op. Die heeft nog meer ambitie. In 1833 trekt hij helemaal naar Parijs, aanvankelijk omdat Rossini een orgeltje nodig heeft in een van zijn opera's. Hij maakt er snel furore. Hij introduceert nieuwe technieken, zoals het Barkermechanisme, uitgevonden door Charles Barker, een soort servo-mechanisme om de toetsaanslag lichter te maken. Hij slaagt erin speelbare majestueuze orgels te construeren en krijgt opdrachten voor imposante orgels in de beste kathedralen, basilieken, adellijke hoven en muziekconservatoria van Frankrijk en ruime omgeving, o.m. in de Gentse Sint-Niklaaskerk (waar het orgel al decennia ingepakt staat) en het conservatorium van Brussel (44 registers, 1880). Hij had de reputatie de dingen groots te zien, en dat sloeg aan: hij had vijf ateliers in Parijs, waaronder een in een oud hôtel aan de Avenue du Maine, met een heuse expositieruimte. Hij werd door de grootste orgelvirtuosen van zijn tijd op handen gedragen: Charles–Marie Widor, César Franck, Louis Vierne, Jaak Lemmens... |
|
De Belgische jezuïeten Toen paus Pius VII in 1814 de opheffing van de jezuïetenorde ongedaan maakte, kwamen de jezuïeten zich terug in België vestigen. Ze kozen eerst voor Gent en stichtten een klooster aan de Posteernestraat. Nu is dat een onnozel straatje tussen de Oude Houtlei en Onderbergen. Je kunt er nog de gevel van de kerk zien, enigszins onderkomen, met een blinde toegangspoort, voorzien van alle ongemakken en de obligate graffiti. In 1823 was het gebouw een koopje omdat het was verlaten door de laatste Cisterciënzerzusters. Die hadden de gebouwen als Refuge van hun klooster in Oosteeklo betrokken toen ze daar door de geuzen in 1577 werden verdreven (alleen de naam Abdijstraat herinnert er nog aan de geschiedenis). De jezuïeten wilden in hun kerk een mooi orgel en vroegen in 1869 de beste orgelbouwer. Ze vonden zijn offerte eerst te duur, maar bestelden in 1880 uiteindelijk toch een wat afgeslankte versie: 16 registers in plaats van 20. In de kerk in Gent heeft het orgel tot in 1957 gediend. Toen verlieten ook de jezuïeten deze locatie, want ze hadden nóg een klooster in Gent, aan de Savaanstraat, met zijn barokke kerk en zijn Sint-Barbaracollege (de wieg van het Gents Jeugdkoor dat later verpopte tot Gents Madrigaalkoor). De gebouwen aan de Posteernestraat werden verkocht aan de architectenschool Sint-Lukas. Er kwamen leslokalen, studiezalen, een lift en zelfs een turnzaal. De bogen van het schip kun je er nog zien, en hier en daar een glasraam. Waar ooit het orgel stond, hangen nu affiches naast een schoolbord. Heverlee Het orgel kwam in de herfst van 1959 netjes verpakt in Heverlee aan, waar het een mooie aanwinst werd voor de kapel van het nieuwe jezuïetenhuis. De dispositie van het orgel is met zijn 16 registers bescheidener dan de 46 registers waarover César Franck beschikte in de Sainte-Clotilde in Parijs. Dat van de Saint-Sulpice, waarop Charles-Marie Widor speelde, had er zelfs 100. Maar voor de werken die op Super Flumina staan, beschikt het over alle nodige charme, opsmuk en présence. |
Bronnen
|
|
|||
Gents Madrigaalkoor
|
|||
|