Zoltán Kodály (1882-1967)
Samen met Benjamin Britten, is Zoltán Kodály
de meest geliefde koorcomponist uit de twintigste eeuw. Beiden
beschouwden zich in de eerste plaats "componist in de maatschappij"
en wezen de ivoren toren, voorkeurverblijf van vele collega's,
af. Beiden vonden het belangrijker schoonheid en menselijkheid
na te streven dan originaliteit omwille van de originaliteit,
experiment omwille van het experiment. Merkwaardig genoeg zijn
juist Britten en Kodály zo origineel, dat in al hun werken
reeds na een paar maten de stem van de Meester duidelijk herkenbaar
is.
Sinds de Renaissance heeft geen enkele componist,
zowel kwantitatief als kwalitatief, zoveel gepresteerd op het
gebied van de polyfone a-capella-literatuur als Kodály.
Hij schreef meer dan honderd werken voor alle soorten en niveau's
a-capella-koren. Zijn inspiratiebronnen waren: de Europese meesters
sinds de Renaissance enerzijds, de Hongaarse volksliederen anderzijds.
Samen met Belá Bartók doorkruiste hij jarenlang
Hongarije op zoek naar originele volksliederen.
De stijl van Kodály sluit nauw aan bij de
aard van het Hongaarse volkslied zelf. De twee voornaamste kenmerken
(hoe paradoksaal ook): eenvoud en grootsheid.
Eenvoud: wanneer Kodály iets in één
woord kan zeggen, gebruikt hij er geen twee. De uiterste economie
van middelen, de treffende schildering is overal aanwezig.
Grootsheid: uit alle werken straalt een monumentale
allure, dikwijls vertaald in uitersten. Uitersten van klanksterkte,
snelheid, tessituur... Geen uitersten van tijdsduur. Kodály
had een hekel aan lange werken. Zijn langste werk is... de Missa
Brevis (korte mis) en duurt slechts 35 minuten.
Eén van Kodály's geliefde spreuken:
Zoek de diepte niet in het ingewikkelde, maar vind haar in eenvoud.
Székely keserves (1934)
Dit is één van de talloze volksliederen
die Kodály bewerkt heeft. De tekst moet zo ongeveer duizend
jaar oud zijn, de melodie vertoont invloeden van het gregoriaans.
De stam Székely is een van de oudste
stammen in Hongarije en leeft nu, met zo'n twee miljoen mensen,
in Roemenië. Eén van de meest geliefkoosde thema's
in de Hongaarse poëzie staat hier centraal: de verbanning.
Voor de jonge Székely-banneling zou een dood op zee het
ergste van alles betekenen. Immers, de Székely-stam heeft
geen zee; deze grote onbekende boezemt hem angst in.
In het centrumdeel van de compositie valt de tekst
weg en schildert Kodály chronologische ervaringen en gevoelens:
aankondiging, verwondering, opkomende golven, worsteling, dood,
klokkegelui, thuiskomst.
Balassi Bálint elfelejtett éneke
(1942)
Wanneer men bedenkt dat deze compositie geschreven
en gepubliceerd werd in 1942 dus gedurende de bezetting
van Hongarije door Nazi-Duitsland -, leest en beluistert
men tekst en muziek met andere ogen en oren. Wat een moed om,
zelfs onder het mom van een "oud, vergeten lied uit vroegere
tijden", bezetters en collaborateurs zo de mantel uit te
vegen!
Op hallucinante wijze worden rampspoed en verderf
geschilderd. De emoties laaien hoog op: medelijden, minachting,
weemoed, verontwaardiging, heroïsche aansporing.
Túrót eszik a cigány (1950)
Hoe zwaar op de hand vorige liederen zijn, zo ontspannen,
licht en flitsend is deze volksliedbewerking. De tekst is omzeggens
baarlijke nonsens; enkel in het middengedeelte duikt de allegorie
van natuur en liefde weer op.
Ook hier weer, eenvoudig en efficiënt, een typische
Kodály-vondst: de melodie van het volkslied, gestructureerd
per drie maten, wordt ondersteund door ostinaat-stemmen gebouwd
op motieven van twee maten. Deze wisselwerking tussen drie en
twee bezorgt de compositie een boeiende asymmetrie. Ook het uiterst
vlugge tempo verhoogt dit gevoel van ongrijpbaarheid.
Csalfa sugár (1938)
Door middel van een allegorie waarschuwt de dichter
de jonge vrouw voor een al te vroege liefde. Het is merkwaardig
dat Kodály deze boodschap niet laat zingen door mannenkoor,
maar door meisjes- of vrouwenkoor. Alsof de vrouwelijke helft
van de bevolking zichzelf wil waarschuwen.
Hoewel ogenschijnlijk eenvoudig, is dit kleinood
een waar meesterstuk van compositie. Zie ons al likkebaarden tijdens
de cursus muziekanalyse: gewoon subliem hoe de stemmencombinaties
zich steeds wijzigen in functie van tekst en expressie; of hoe
één andere noot een totaal nieuw licht kan werpen
op de samenklank.
Jézus és a kufárok (1934)
Van alle a-capella-koorwerken van Kodály spreekt
dit het sterkst tot de verbeelding. Koren en dirigenten kunnen
het maar niet laten hun krachten met dit werk te meten. Het heeft
een hoge moeilijkheidsgraad en is uiterst virtuoos. Hoewel a capella
en bescheidener van omvang, is Jézus és a kufárok
een waar monument naast de Psalmus Hungaricus, het Te
Deum, de Missa Brevis. Uitersten van klanksterkte,
snelheid, tessituur,... Alles staat ten dienste van een indrukwekkende
schildering van dit fragment uit het evangelie.
Johan Duijck
Johann Christoph Kellner (1736-1803)
Koraalvoorspel "Jesus meine Zuversicht"
Johann Christoph Kellner werd in Thüringen geboren.
Zijn vader, Johann Peter Kellner stond in persoonlijk contact
met Johann Sebastian Bach. Johann Christoph studeerde onder leiding
van zijn vader en later bij Georg Benda in Gotha. Een uitgebreide
studiereis voerde hem onder andere naar de Nederlanden. Bij zijn
terugkeer in Duitsland werd hij benoemd tot organist te Kassel.
Johann Christoph Kellner was in zijn tijd een bekend componist,
van wie de werken voor diverse instrumenten in druk verschenen.
Bovendien was hij de auteur van een veel gebruikt theoretisch
werk, Grundriss des Generalbasses.
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Fuga sopra il Magnificat (BWV 733)
Dit werk van Bach is gebouwd op het Duitse Magnificat-koraal
Meine Seele erhebt den Herren. Bach toont hierin zijn onovertroffen
meesterschap in het contrapuntisch bewerken van een thema. Eerst
naar het einde toe treedt het thema, in lange notenwaarden, in
het pedaal op.
Edward De Geest
Zoltán Kodály (1882-1967)
Missa Brevis (1942-1945)
De titel Missa Brevis (korte mis) is enigszins
misleidend. Het gaat wel degelijk om een volledige mis (Kyrie,
Gloria, Credo, Sanctus, Benedictus, Agnus Dei), zelfs nog
met toevoeging van een monumentaal Introitus en een postludium,
het Ite missa est. De naam Missa Brevis verwijst
enkel naar een potentieel gebruik in het kader van de eredienst.
De Missa Brevis is een van de meesterwerken van de twintigste
eeuw. Zoals alle meesterwerken biedt het afwisseling èn
eenheid:
Afwisseling:
in melodie: zuiverheid van gregoriaanse inspiratie
tegenover gekweld-zoekende chromatiek;
in harmonie: doorzichtige blok-tonaliteiten tegenover
doorwrochte modulaties;
in ritme: bewogenheid tegenover oneindigheid;
in stemvoering: warm (Italiaans) belcanto tegenover
stevig gestructureerde (Duitse) polyfonie;
in klank: uitbarstingen van klank tegenover sfeerscheppende
demi-teintes.
Eenheid:
Dezelfde motieven komen in verschillende delen
aan bod: ze worden letterlijk herhaald of ietwat vermomd.
In de macrostructuur is er een spiegel aanwezig:
het Ite Missa est verwijst naar het Introitus;
het Agnus Dei herneemt letterlijk fragmenten
uit Kyrie en Gloria;
het Sanctus en Benedictus gebruiken
dezelfde cellen als het Credo.
Van de Missa Brevis bestaan drie versies:
de oorspronkelijke versie voor orgel (1942), een versie voor koor,
soli en orgel (1945) en een versie voor koor, soli en symfonieorkest
(1945). Kodály droeg deze mis op aan zijn echtgenote ter
gelegenheid van hun vijfendertigste huwelijksverjaardag.